Het groote meisje met het donkerroode haar, dat hem den vorigen middag zijn diner had gebracht, boog haar lachend gezicht tot hem over; ze wees vragend naar den theepot.
Hij knikte toestemmend. Toen hij zijn kop aan den mond wou brengen, werd dien hem plotseling uit de hand genomen, door het jonge ventje met de monocle, óver hem.
— Alcohol is hersenvergif! kraaide het manneke en wierp het kopje achter zich op den vloer.
Het lachend tafelmeisje schudde berispend haar vinger tegen hem en schonk Barrèl een anderen kop in.
Van het hoofdeind der tafel drong geroezemoes van veel-mondige conversatie, getik-tak van vork en mes en, nu en dan, een kort lach-klankje tot de derde klasse door. De gasten dezer tafel reageerden daar echter geenszins op, bemerkten er blijkbaar niets van; de meesten aten en dronken matig en enkelen niets.
De oude, dikke dame, tegenover Barrèl, lepelde lijzig een ei uit en bleef lepelen, toen de dop geheel leeg was. Ze was, naar het scheen, zich er wel van bewust, dat het ei óp was, maar kraste toch in den dop, om de anderen met het geluid te hinderen. Toen het haar duidelijk werd dat niemand op haar lette, smeet ze uit verstoordheid den dop naar het hoofd der jonge „weduwe”. Deze schoof haar bord terzijde en bukte schreiend het hoofd op tafel.
Dit spoedig succes maakte de ijdelheid van de oude dame gaande. Ze boog zich coquet, met het gebaar van een bak-visch, tot het jonge ventje over en fluisterde hem iets in het oor. Hij keek haar met als verglaasde oogen aan en schoof dan met een gebaar van afschuw van haar weg. Maar, ze liet zich afschrikken noch ontmoedigen, vatte zijn hoofd in haar groote, vettige hand, draaide het zoodanig dat zij in zijn oor kon fluisteren en begon met ratelende stem haar
43