en nat van den dauw. Enkelen waren zóó vermoeid, dat ze aanstonds wilden gaan slapen, maar de meesten waren nog even razend als toen ze vluchtten. Om hun woede te bevredigen rukten ze aan deuren, sloegen ruiten in, begonnen de tweede verdieping te sloopen. Het duurde wel een uur eer le Grand ze, met behulp der blusch-regeninstallatie, gekalmeerd had.
Uitbarstingen als deze gaven aanleiding tot ernstige gesprekken, in de eerste klasse, waaraan dikwijls alle gasten deelnamen. Een enkele opmerking, in de groote leeszaal, was soms voldoende om een urenlange algemeene conversatie op te wekken. En dan concentreerde ze zich meestal om het verschil tusschen Rosa Wittewyn’s communistisch fanatisme en het individualisme van Milders en anderen.
Zij was, na in haar meisjesjaren te hebben gedweept mét en geijverd vóór de frase „vrouwenrechten”, als volwassen vrouw Marx, Engels, Lasalle, Bakoenine, Koropotkine en Domela Nieuwenhuis gaan lezen en bestudeeren. „Het Kapitaal” was haar bijbel geworden en de Sociaal-Demokratie haar religie, schoon ze zelf haar leven lang had geprofiteerd van de „meerwaarde” en zich persoonlijk uitstekend thuis had gevoeld in de kapitalistische maatschappij.
Ze wilde strijden voor haar nieuwe idealen; dus schreef ze artikelen in partijbladen en hield ze ontwikkelingscursussen voor arbeiders, om hen diezelfde artikelen nog eens voor te lezen. En toch bleef haar de mentaliteit der proletarische klasse zoo gansch en al vreemd, dat ze zich liet beetnemen door een gedropen student, zoon van een hoogleeraar, die zich aan haar voordeed als een dichterlijk aangelegd werkman.
Dat gebeurde tijdens den oorlog. Ze zag hem voor het eerst op een openbare vergadering van salon-communisten en werd dadelijk sexueel-belangstellend naar hem. Door zijn toedoen
277