ruit naar den kop te gooien. Ik kon dan ook pas weer rustig eten, nadat de portier ze had weggejaagd.
Je denkt misschien dat ik overdrijf, maar nee hoor. Of, dat ik nóóit kan eten als men naar mij kijkt; enfin, dat weet je wel beter. Trouwens, nauwelijks waren ze weggeschopt, of er kwam een kennis van me voorbij. Hij bleef ook staan, toen-ie me bemerkte, liet me een krant zien, lachte en probeerde dóór de ruit een praatje te maken. En ik lachte terug, probeerde te lezen wat hem zoo belangrijk toescheen en zei een paar woorden. En toch voelde ik me toen absoluut niét gehinderd in mijn eten.
— Wat heeft dat allemaal te maken met die twee?
Barrèl wees over zijn schouder naar den man en de vrouw.
— Wél, alles. Waarom zou zelfs één man hem benijden om die vrouw? Of, waarom zou één vrouw haar dien man misgunnen? Er zijn immers zooveel mannen en vrouwen, voor elkaar.
In het Nieuwe Huis is er voedsel voor allen en zijn alle mannen en vrouwen dezelfden voor elkaar.
En toch, zei hSj peinzend, na een kort zwijgen, wordt hier minder gepaard dan in de wereld, waar slaapgenooten privaateigendom waren. De drang, de ambitie is sterk verminderd. Voor de naaktheid van den Nieuwen Mensch is het lichaams-mysterie verneveld, verdwenen.
— En toch.... antwoordde Barrèl, en wees naar de twee achter hem.
Hij stond een oogenblik stil.
— Ja, zei Milders met milden lach, als de man het levens-zaad in zich voelt rijpen, dan vraagt hij de vrouw die hem op dat moment aantrekt, met hém te willen zijn. En als een vrouw, door levensbruising, behoefte aan een man voelt, dan weet zij niet dat in barbaarschen tijd een wetboek van kuisch-