bemerkte. Ze groette hem handwuivend en ontving dan den man met omarmend gebaar.
— Welnee, jongen, welnee. Kort geleden dacht ik dat ook, maar ik zag spoedig mijn vergissing in.
Herinner jij je nog den grooten oorlog?
— Ja, veel er van tenminste.
— Dan weet je ook nog wel, dat er in dien tijd schijnbaar gebrek aan voedsel, aan alles was, en er toen van staatswege werd gedistribueerd.
De distributie van levensbehoeften kwam hierop neer, dat aan de niet-bezitters een afgemeten, onvoldoende rantsoen werd toegekend, in ruil voor veel arbeid Er was weliswaar genoeg om allen naar volle behoefte te geven, doch het groote surplus werd beschikbaar gehouden voor de bezitters. Zij die geld hadden, konden zich daarvoor van alles in behoorlijke hoeveelheden voorzien.
Zoo was er voor het algemeen geen goed brood, heel geen vleesch, schaars boter, geen of zeer slechte eieren, bedorven groenten en niet dan on-eetbare aardappelen. Doch, zij die geld hadden konden door bemiddeling van sluikhandelaars van alles en het beste krijgen.
Zekeren middag nu zat ik aan het venster van een groot restaurant een smakelijk, goed bereid diner te verorberen. Ik was met mijn tante en we praatten echt gezellig met elkaar over den toestand. Tot er een paar bengels voorbij kwamen en voor mijn venster bleven staan.
Ze waren van die echte, met lompen omhangen, straat-schooiertjes, zooals je ze destijds bij duizenden zag en ze keken me met hun rooie, hongerige oogen echt vinnig aan, alsof ze me eiken hap misgunden. Die jongens hinderden me geweldig, irriteerden me zoodanig, dat ik niet meer slikken kon. De lust kwam in me op, hun het heele servies door de
2 5 5