— Wat is het Huis dan hoog en groot.
De corridor dien zij nu doorgingen was zoo lang als Barrèl er nog nooit een had gezien. En zoo breed. En hoog, wolkenhoog, want de zoldering was blauw, van wit en grauw doorweven.
Barrèl keek naar de deuren, naar de kamers. Die waren er niet. In plaats daarvan bemerkte hij kruisgangen, hooge, breede, diepe corridors. En zijwaarts en aan den einder dier kruiswegen wuifden takken en bladeren aan hooge boomen, groot van omvang en rijk van aantal. Bosch, bosschen van groote uitgestrektheid diepten op; het ging verlangen in hem naar onbekende dingen.
— Ik wil naar het bosch, ik wil er in, zei hij.
De borstkas perste hij wijd-open, om de longen vol te zuigen met de genezende dennelucht.
Waar zijn de anderen?
— In het Nieuwe Huis zoekt een ieder zijn eigen weg. Er zijn er vele. Een ieder zoekt zijn eigen kring, zijn sfeer. Een ieder kan alle wegen bewandelen en in alle huizen wonen; maar, na lang tasten en zoeken vindt elke zwerver het Huis waaraan hij hielp bouwen of dat op zijn arbeid wacht.
Daarom is het Nieuwe Huis steeds vol verrassingen. Dikwijls zonderen zich van elkaar af, die naar den schijn bij elkaar behooren en elkaar behoeven. En, dan voegen ze zich bij andere groepen, verkiezen ze een andere sfeer waar zij tevoren vreemd waren.
Nu gingen ze door het bosch. En toch, als hij het hoofd omwendde, was het Barrèl als had hij den hoofd-corridor niet verlaten en zag hij nog al zijn vrienden en kon hij nog vrij kijken door alle wegen die den hoofdingang kruisten.
Ze naderden een wijde, met hoog gras begroeide vlakte, een
252