— Waarom zou Roosbergen vechten met Bill Bartens? weervroeg le Grand.
— Zeg eens.... als er persé gevochten moét worden! riep Bill waarschuwend, in. den waan dat er aan zijn moed werd getwijfeld.
— Hij heeft gelijk, viel Milders hem bij. Waarom zou hij eigenlijk niet vechten om Francine of om iets anders? Zeg eens op, Rosa. Waarom geen struggle for women, as well as struggle for life?
— Hangt van dat meisje bijgeval de welvaart van een gezin, een klasse of de menschheid af? vroeg Rosa schamper.
— De welvaart van gezin, klasse en menschheid is een oude, veel gebruikte leus, zei le Grand.
— Hoor eens, ik laat me niet voor leus of welvaart uitschelden, want dan ga ik de volgende maand heen, reken daar maar op, riep Francine. Alles goed en wel, maar in mijn contract staat duidelijk, dat ik althans in de eerste klasse met menschen zou omgaan die bij d’r positieve zijn en niet met kletsmeyers die eiken dag een anderen scheldnaam uitdenken!
— Leus, leus en niets dan leus? vroeg Barrèl nu zacht. Alles leus? Wat blijft er dan over dat waard is om voor te leven? Le Grand, wat blijft er over, voor de menschen?
Nu daalde stilte in de aula.
— Niet leven voor dit of dat, maar leven, antwoordde le Grand als in droom.
Heb géén vrouw, géén kind en géén gezin, dan hoef je er óók niet voor te leven.
Heb géén geloof, géén overtuiging en géén stokpaardje.... dan hoef je daar óók niet voor te leven.
Heb geen eerzucht, geen hebzucht, geen roemzucht; heb geen voorkeur, geen hartstocht, geen afwijking en je hoeft er ook niet voor te leven.
246