Nee, toch zeker.
En waarom nou? De „liefde” brengt zooveel veranderingen, innerlijk en uiterlijk, aan, die bij den verliefden persoon volstrekt niet passen, dat je ze niet anders kin zien dan als afwijkingen. En wel voornamelijk daarom, wijl de lui, als hun „liefde” bevredigd of overgewaaid is, weer vrijwel hun oud uiterlijk en innerlijk terugkrijgen. Een beetje slijtage natuurlijk niét meegerekend.
Mannen die vroeger doodvielen op een dubbeltje, spelen den royalen Piet, als de geslachtssuggestie hen te pakken heeft. En meisjes die van kruis noch mol wisten, beulen niet alleen uit Sitoerische bevliegingen dagenlang een of ander onschuldig instrument af, maar gaan zelfs heele avonden in het Concertgebouw achter haar zakdoek zitten gapen, als ze weten of slechts vermoeden dat haar Simpel een muziek-idioot is. Kluizenaars worden zwabbers, of andersom, sloddervossen doen ineens coquet en rijden met de mode het cirkeltje rond. Dit zijn maar een paar voorbeelden.
— Maar in elk geval toch erg gunstige, waagde Barrèl het aan te merken.
— Gunstig, gunstig, voor wat, voor wié gunstig?
— Nou, voor den invloed van den een op den ander.
— Och kom, is dat nou óók al een argument. Als je nou nog had gezegd, gunstig voor de „liefde”, dan zou ik denken, misschien ben je zoo’n sukkel, of misschien hou je je zoo maar. Maar dat, dat.
Dus als gierige Henk door Willy wordt geprikkeld tot verkwisting, dan breng jij zooiets in verband met invloed, en dan noem je dien „gunstig”? Mij dunkt, je kan dan eenvoudiger zeggen dat Henk, door zoodanig te reageeren op Willy’s zucht naar geld- en warenverkwisting, het eerst voor de hand liggend middel aanwendt, om haar te bezitten. Maar ik zeg, een
214