allen lichtflikkering onder de groote kelk verbleekte allengs tot een schim van eigen schitterglans. En nu verminderden, verzachtten ook de electrische schemerlampen, op de tafeltjes, hun rosé, blauwen en mosgroenen gloed.
— ’t Wordt donker, nee, rosé en blauwe schemer, fluisterde Barrèl.
— Ben je bang in donker? grinnikte zijn dame. Neem ijs en een beschuitje.
— ’k Heb geen honger. Vin-jij het gezellig in donker?
— Heb jij het ooit gezellig gevonden bij licht?
Ook aan de andere tafeltjes werd gefluisterd. Hier en daar knapte het draadje van een champagne-kurk en drong de „flap” van deze tusschen het fluister-geluid door. Flesschen klik-klokten, glazen tingel-rinkelden.
Dan, wuifde een fluistering van ah’s door de ruimte. Aan het eind der zaal was een wit doek gedaald. Een projectie-toestel filmde er een zin op:
De man en de vrouw door alle tijden.
192