Barrèl miste den Kampioen-Bokser aan tafel. Zijn plaats in de tweede klasse was ingenomen door een grooten jongen man, in avondcostuum;hij droeg een bijna onduldbaar hoogen boord en tusschen zijn voorhoofd- en jukbeen klemde hij een stuk glas voor zijn linkeroog. Barrèl’s blikken dwaalden eerst öm en öm hem; dan, keek hij hem vlak in het gezicht.
Een rilling van afschuw doortintelde hem. De platte neus, de breede, diklippige mond, het van den schedel tot de oogen schuinloopend voorhoofd en de groote, van het hoofd vèr afwijkende ooren, deden den jongen man sterk lijken op een, niet al te zeer ontwikkelden, aap. Onmiddellijk was hij er zeker van, dat de jonge man onmogelijk anders kon heeten, dan Apengezicht.
Apengezicht was zich zijn mindere aantrekkelijkheid niet zeer bewust, want het óók zeer belachelijk voorkomen van den man met den grooten bochel wekte merkbaar zijn spotlust op. Hij knipoogde naar de Naakte Dame en de Weduwe, als wou hij haar beiden attent maken op het kleine manneke.
Recht tegenover Barrèl, op de plaats der Oude Dikke Dame, zat het jonge, tengere meisje met het bleeke gezicht. Hij vermeed halsstarrig in haar gezicht te zien, wijl hij vóórvoelde wat er binnen korten tijd met haar zou gebeuren.
Slechts een korte poos zou ze zich vreemd houden en op zichzelve blijven, in de tweede klasse. Weldra zou ze geprikkeld worden door de talenten en bizondere eigenschappen der anderen tot het verlangen naar bezit van iets buitenissigs en daardoor in de oogen der anderen spoedig een bizonder begaafd wezen schijnen.
En dan, zou ze hèm trachten te verlokken, haar talent te rooven.
Nee, hij wou niet opkijken, hij wou haar niet zien. Maar, de uitstraling harer oogen boorde brandend-priemend door
183