Wat had hij bij allen gevonden, van hetgeen haar oogen en gebaren hem noopten te zoeken?
Nietsl
Maar, 'hoé had hij dan ook gezocht? Langs haar handen, haar haren, mond en hals. Dién weg hdden ze hem gevoerd, door haar onwil, preutschheid, verweer, klachten, geflirt. Als hij nu eens op andere wijze had gezocht? Als hij er nu eens naar had gestreefd, dat uit zijn gedachten te verwijderen, te vernielen.... ?
Hij beefde, sidderde, trilde van extase.
Waarom}
Waarom had hij dat niet getracht?
Maar, had niet juist de vrouw zelve hem altijd doen hopen, gelooven en verwachten, was zij er niet altijd prat op geweest, de één na de andere, dat met haar te zijn, iets héél anders zou wezen, dan met welke vrouw ook? Had de vrouw zich jegens hem ooit anders voorgedaan dan als Ginko-Foeri-Foetisch?
De telefoon ringelde.
Hij stond op, begeesterd. Iemand riep hem, iemand, aan het andere eind van dien draad, wilde hem iets vertellen. En dat juist nü, nu hij iets persé weten moést.
Dat zou die stem hem zeggen, hem vertellen.
— Hallo! brulde hij bijna.
— Wel, huil maar niet, schaterlachte Francine’s stem, we doen je immers niets.
— Francine, beefden zijn lippen fluisterend.
— Ja schat, heb ik geen lieve naam? Zoo meteen gaat de gong voor het diner. Je moet vanmiddag in de zaal eten en ga na het diner een deuntje wandelen of lezen, maar blijf in elk geval een uurtje uit je kamer. Die krijgt een beurt, snap je?
— Een beurt? vroeg hij, niet begrijpend.
Drie slagen op de gong.
182