geloof te dwingen. Ik zoek iets anders en er is iets anders. Er moét iets anders zijn.
Maar, drong dan twijfel in hem op, waarom had hij zich dan tèlkens en opnieuw tevreden gesteld met haar lichamelijk bezit? Feitelijk, immers, had hij niet eens geprobeerd de bron van haar zangkunst te vinden, om die dan te rooven. Nóch 'had hij getracht, de beenen der Zeenymph, haar kunst, waarmee zij zijn subtielst voelen had beroerd, te ontfutselen; hij had slechts zijn armen wild om haar heen geslagen.
Evenzoo had hij gehandeld met de Jonge Weduwe, zoo óók met de Statige Feministe. Waarom, waarom was dat steeds en steeds zijn éénige opwelling geweest? Daarvoor had hij toch bij honderdduizend andere, bij alle vrouwen kunnen gaan. Concentreerde de vrouw dan al wat de man kan begeesteren en in vervoering brengen, al wat haar bewondering, eerbied, aanbidding doet geworden, in de paringsdaad? Of, voerde déze uitsluitend tot de bronnen en de reservoirs harer talenten, eigenschappen en geheimen en was het hem slechts nog niet gelukt, deze te ontdekken?
Of, of, was wellicht alles wat hij hoorde, zag en waarnam, bedrog en schimmenspel en niéts anders? Was het dan wellicht gelogen, dat de vrouw iets anders bezat, dan zij uiterlijk aanbood? Had zij dan tóch niets anders te geven of aan te bieden dan de daad die het geslacht in stand moet houden en kón zij daarom niet méér en niets anders doen nemen, dan de gelegenheid daartoe?
Denk, dénk! dreunde weer in zijn hersenen, de ernstige stem van le Grand.
Denken. Hij dacht. Hij herinnerde zich.
PIA.
En voor Pia, een andere vrouw. En vóór die, een andere en voor haar, ook een andere.