macht te rooven, zonder welke haar schoonheid slechts een bezit van negatieve waarde zou blijven. Mooi was zijzelve, doch het mooie te kunnen maken en daarvoor weer te kunnen eischen, dat was grooter en machtiger.
Maar, hoewel zij haar armen tot langerdurend, tot eeuwig bezit vast om zijn lichaam klemde, rukte hij zich energiek los. Een zangstem riep hem lokkend tot zich.
De Oude Dikke Dame, weer verlaten door den Somberen Man en het Dronken Gezicht, zong; ze zong van voldoening en van verlangen naar méér. De overgave dezer twee had haar rijker en voornamer gemaakt.
Daarom juist, maakte zij aanspraak op nog meer, daarom eischte ze meer.
Barrèl hoorde en begreep den roep in haar lied. En direct verlangde hij haar, in spijt zijner mislukking van daarstraks, wijl zijn werk en dus zijn leven zónder haar onvolkomen zouden zijn.
Hij kon den jubel niet ontberen.
Op het geluid afgaand, vond hij haar in zijn eigen kamer. Dat verbaasde hem niet. Zij, Sitoeri, was eindelijk bij hèm gekomen, om hem te onderwerpen en hem als slaaf voor eeuwig te bezitten.
Maar, hij vreesde niet. Hij wou niet genomen worden, doch slechts bezitten, om het bezit, zij het uitsluitend door roof. Haar eerst, haar direct, met al wat het hare was en daarna ieder ander, wie hij verlangde, noodig had, eischte. Hij drukte haar heftig tegen zich aan, zoende haar heete lippen en drong diep in haar wezen door.
Alles wilde hij nemen, alles bezitten.
Geroezemoes van zangerig-lokkende stemmen drong uit den corridor zijn kamer binnen. En, trippelgeluid van lichte, vlugge voetstappen, gerommel van vallende meubelen, gilletjes van triomf en voldoening.
163