gezondheid. En hij, nu eenmaal de eisch tot bezit in hem was uitgebroken, voelde zich niet voldaan met haar ernst en de waardigheid van haar schraal lichaam.
Hij greep de Naakte Dame en met een jubel viel ze in zijn sterke armen. .. .
Barrèl stoof haar kamer uit. Hij wist niet, of zijn bezit door haar nü al was vergroot, maar nijpend voelde hij, dat hij méér behoefde, méér wou hebben.
De heerlijke alt der Oude Dikke Dame zong nu in wonder-teere nuances. Die stem, die stem behoefde hij voor zijn werk. Haar stem zou hem rijper, volkomen maken.
Hij snelde den corridor door, naar haar kamer; toen hij voor haar deur stond, bemerkte hij pas, dat de stem uit de andere kamer klonk.
Ze was bij het Jonge Ventje.
Zijn jeugd, zijn bijna kinderlijke frischheid had ze noodig, om haar stem zoo zuiver, helder en soepel te bewaren, als ze haar gekregen had. Zijn wezen, dat een reservoir van jeugd en frischheid moest zijn, wou ze bezitten, om er naar begeerte nieuwe kracht uit te putten.
Nu, anders dan in de plaagweken der derde klasse, had hij haar ontvangen als een fee, een brengster van het goede. De eenwording met haar moest zijn banaal, talentloos bestaan rijker en gewichtiger maken. Het oogenblik, dat zij hèm nam, nam hij haar; zoo bezaten zij elkaar bewust en verlangend.
Barrèl stoof de kamer van het Jonge Ventje voorbij en stond, vóór hij het goed wist, in'die der Zeenymph-met-de-Groene-Haren.
Ze lag, de oogen geluk-uitstralend, in de armen van den Somberen Man. Hij had haar opgeëischt, opdat het rythme van haar dans zijn muziek de volmaaktheid zou schenken.