ken haar mond ontvloeiden, doch ze onderscheidde zin noch woorden. Na minuten van verbaasd luisteren, wist ze dat ze zong. Ze zong in zuivere accoorden, gevoelig en harmonisch.
Haar buitengewone toestand had haar haar eigen stem doen ontdekken: een warme, volle, goed beheerschte alt.
Haar, door dit plotseling, bizonder bezit verwekte, geluksextase ging onmerkbaar over in slaap. Veel vroeger dan gewoonlijk ontwaakte ze echter en toen was haar eerste gedachte, bij zich zelve waar te nemen, of ze had gedroomd of dat ze inderdaad met een zangstem was begiftigd.
Het was geen droom. Ze kón zingen. En, nauwelijks begon ze een liedje, dat sinds haar kinderjaren in haar geheugen had geleefd, te zingen, of alle deuren op den corridor gingen zachtjes open. Toen begreep ze, dat de anderen naar haar luisterden en haar zang mooi vonden.
Aan het ontbijt deed de gansche tweede klasse weer volkomen onverschillig voor alles en jegens allen; niet één der patiënten zei een ander ook maar één woord ter tegemoetkoming. Hetgeen hen echter niet weerhield, elkaar onverpoosd in het oog te houden, om gereed te zijn, elke poging tot Sitoe-rische verovering onmiddellijk te verraden. Na het ontbijt ging ieder zijn eigen weg, alsof niemand ook maar het minste belang stelde in de gedragingen der anderen. Doch hoewel sommigen de hei opgingen, anderen met de lift naar het dak stegen, en enkelen met slaperig gezicht de eigen kamer opzochten, waren na een half uur de tien patiënten weer bijeen in de leeszaal.
De Man-met-het-Dronken-Gezicht was het eerst binnen en nam zijn gemak, in een fauteuil vlak bij de deur, om als het ware de binnenkomenden te controleeren. Toen nog enkel de Naakte Dame mankeerde, voelde hij den drang in zich verrijzen, haar te gaan zoeken. Immers, was hij er geenszins