Doch die mannetjes en wijfjes wendden dan het kunstje aan, dat door Ginkoetsj zoo behendig en met succes voor de eerste maal was gebezigd. In plaats van door aandringen voldoening van hun verlangen te bereiken, zonderden zij zich somtijds af en bedekten hun lichaam met bladeren, om nieuwsgierigheid naar hun naakt op te wekken.
Hoewel die bedekking altijd weer het verlangd gevolg had, werd het toch geen gewoonte der groote massa, onder de aap-menschen. Want voor hen, die niet door een natuurlijke afwijking genoopt werden, de natuur in hun genooten te verschalken, was die omhang van bladeren te lastig, wijl hij hen in de vrijheid hunner bewegingen belemmerde.
Dus, zeg ik U, bleef het leven der aapmenschen nagenoeg in het zelfde sleurgangetje voortsukkelen, niettegenstaande de misgeboorten en zwakken naar verhouding vermeerderden
Tot. . . . Sita-Oera-Lorita haar eerste jong wierp.
Zoover als thans onze kennis reikt, beteekent die naam, in een beschaafde taal overgebracht: zwak voor zon en bang voor regen, gulzig in het eten en te lui om een appel te plukken. De taalvorschers der jongste eeuwen nemen aan dat haar verkortnaam was: Sitoeri.
Zij was de zeer verre nanicht van Ginkoetsj. Hoe onaangenaam de beteekenis van haar naam reeds aandoet, gaf hij echter lang niet al haar ondeugden en streken weer. Daarom is het niet onmogelijk, dat in dien tijd de taal der aapmenschen zoo volmaakt was, dat zelfs elke letter ervan een zelfstandige beteekenis had, ja soms voor meerdere uiteenloopende verklaringen stond. In verband hiermede wijs ik op het oud-He-breeuwsch, het oud-Grieksch, de taal van oud-Egypte en vele minder bekende talen, dialecten en idiomen.
Het gebrekkige onzer kennis der oude aapmenschentaal is de oorzaak, dat wij het buiten een zuivere definitie van Sitoeri’s
129
9