Nu las hij, of eigenlijk spelde hij woorden en knoopte die aaneen tot zinnen. En hij sloeg blad na blad om, zonder dat de gedachte der woorden en zinnen tot hem doordrong.
Zijn oogen namen woorden als liefde, grootheid-van-ziel, hoop, teleurstelling en verlangen op, zonder dat zijn bevattingsvermogen ze verwerkte; hij begreep ze niet. Hij las echter verder en langzaam en vaag vormde zich het gedachtebeeld voor zijn nog tragen geest, van een jongen man die een meisje had ontmoet en nu sterk was gaan verlangen, haar voor eeuwig te bezitten. Het meisje daarentegen bleef onwillig; niet wijl ze zijn verlangen onredelijk en belachelijk vond, doch omdat zij er naar snakte, zich voor eeuwig aan een anderen man te geven. En die was juist onverschillig voor haar.
Dit vage, zwevende beeld irriteerde Barrèl en hij liep het priëel uit. Hij zwierf weer over het dak, heen en weer; doch, hoe zeer hij het ook verwenschte, het beeld van die twee men-schen die er zoo gemakkelijk over dachten, dat de eene mensch het eeuwig bezit van een ander mocht zijn, wou niet meer van hem wijken.
Hij schudde er zijn hoofd tegen, trok geërgerd de schouders op en kneep zijn oogen dicht. Dat beeld hinderde hem, want hij begreep het niet en toch scheen het zich aan hem te willen opdringen, als wilde het hem onderwerpen.
— Denk! had le Grand bevolen en nu trachtte hij te denken.
Maar dat gelukte hem niet, door het schimmenspel dat het beeld met hem speelde. Hij sloot zijn deur en ging op zijn divan liggen, de oogen dicht knijpend. Door een poosje te slapen zou hij den indruk van het boek wel kwijt raken, hoopte hij. Maar de slaap kwam niet en de man en het meisje bleven hem ergeren met hun dwaze verlangens.
Den ochtend daarna, aan het ontbijt, trof hem de lachende
126