voor een troep rollende en vechtende derde-klassers, die in conflict waren geraakt, toen ze poogden elkaar hun geschiedenis te vertellen.
In een hoekpriëel zat de Naakte Dame, in zwart costuum gekleed. Barrèl zag dat ze las en onderwijl haar wenkbrauwen fronste en op de lip beet, als vond ze de lectuur onverteerbaar of erg onwaarschijnlijk.
Hij liep de priëelen langs, om een te vinden dat geheel vrij was. In een bemerkte hij een heer, een eerste-klasser, bezig met aanteekeningen op papier te maken. Toen Barrèl zijn aandacht trok door het geluid zijner voeten op het grint, zag hij hem een oogenblik aan, een ernstige, wijze glans in de oogen.
Barrèl kende dien blik, dien glans. Hij draaide er echter direct zijn hoofd voor om, verstoord dat hij zich een oogenblik voor iets had geïnteresseerd.
Plots voelde hij zich bij den arm grijpen. Zich omwendend keek hij in het gezicht van een meisje, niet ouder dan zeventien jaar, wier oogen hijgend glansden van hysterie.
— Ga mee, zei ze met zachte, heesche stem. Ik wil je, ik zal je alles vertellen. .. .
Dat klonk als een roep uit het verleden. Die woorden, die uitnoodiging, had hij méér gehoord, lang geleden. Maar hoe geheel anders klonk dat toén; hoe weinig dééd hem nu het verzoek van dit meisje.
Hij voelde geen wrevel, geen afschuw, slechts groote, volkomen onverschilligheid. Dóór haar heen tastend, naar begrip en waarheid, staarde hij haar aan, zonder dat een trek op zijn gezicht eenige aandoening van mee-voelen of bereidwilligheid weergaf. Dan, schouderophalend, wendde hij zich af en ging naar een priëel aan den overkant.
De eenige rieten leunstoel er in was vrij. Hij ging zitten en legde de boeken op een tafeltje van gevlochten bamboe.