De gestalte draaide zich om, zoodat het licht der noodlamp, in het spiegelglas schitterend, reflecteerde over de knielend-zwijgenden.
— Heb je wel eens een verpleegster gezien? vroeg de stem, meedoogenloos, aan allen.
Het Dronken Gezicht richtte het hoofd een weinig op en prevelde: Pia.
De Oude Dikke Dame, met heesche stem, schuurde hem na: Pia!
En de Kampioen-Bokser, de Naakte Dame, de Statige Feministe, de Zeenymph met de Groene Haren, en haar Partner, de Sombere Man, zij allen zeiden, als op niet te weerstreven bevel:
— Pia!
Toen griende de Jonge Onbestorven Weduwe zachtjes na en ook de oude biddende koetsier steunde op goed geluk.... Pia!
— Pia! brulde Barrèl.
Allen richtten zich op, drongen terug en brulden hem in koor na:
— Pia!
— Pia! gilde Barrèl uitzinnig, zwaaide zijn glasscherf en rende naar de lift. Pia!
Die roep klonk als een strijdkreet en begeesterde de patiënten, als een met ongeduld verbeid bevel.
Ze wapenden zich met piano-krukjes, waterkaraffen, wandelstokken en parapluies en schreeuwden in extase:
— Pia! Pia! Pia!
Ze stormden door den corridor der tweede klasse, op de eerste verdieping, bonsden en trommelden op alle deuren en joelden hun kreet uit. Dan, als geluid van stemmen en beweging aangaf, dat de tweede klasse ontwaakte, joeg de bende de