Ze nam hem niet ernstig en richtte zich maar heel even op.
— Reken maar en ’t was me een viespuk ook, hoor. Ze verpleegde in Castricum en als ze een vrijen avond had, baande ze in de stad.
— Echt gezien? brulde Barrèl, haar antwoord negeerend.
— Ja engerd, dat zei ik je immers al.
— Nee hè?
— Ja, verdorie. Ja!
— Nou, ik wel. Pia!
— Drink nou eens een kop thee als een groote vent en eet een stukkie, moedigde Francine hem aan.
Ze vulde zijn kop en wou heengaan, wijl ze hem oer-verve-lend vond, met zijn verpleegster.
Hij begluurde haar. Toen ze naar den deurknop greep, sprong hij haar woest na en sleepte haar bij de hand terug.
— Een verpleegster is een uniform öm een heiligbeeld! krijschte hij in haar oor. Je zal luisteren, verdorie, luisteren zal je!
— Gerry! gilde Francine, geschrokken.
Voor den eersten keer, sinds ze in ’t Brokkenhuis was, voelde ze angst voor een patiënt. En wel, omdat Barrèl een ongeschreven stelregel overtrad. Het reglement van advies der derde klasse bevatte als voornaamste voorschrift, het vertellen der ongelukkige liefde-geschiedenissen. Alle patiënten volgden dat voorschrift dan ook trouw en ijverig na en drongen elkaar, dikwijls met geweld, hun ellende op. De beambten luisterden gewillig naar hen en moedigden hen dikwijls aan, tot die heilzame vertrouwelijkheid. Dat was van hun kant een gunst, een liefdedaad. Maar nog nooit, vóór Barrèl, had een patiënt getracht een beambte te noodzaken, naar zijn geschiedenis te luisteren.
Hij wierp haar op den divan, doch voelde een kleine hand 106