nen springen, toen kleerengedruisch zijn aandacht trok. Voorzichtig sloop de Statige Feministe de deur voorbij, in de hoop Barrèl te verschalken.
Nog weinige stappen en ze zou veilig zijn. Ze dacht, hoopte, dat hij al in de kamer van het Dronken Gezicht was en haar niet opmerkte.
Muisstil wachtte hij haar af. Dan, plots en snel als een kat de hand uitstekend, greep hij haar arm en sleurde haar de kamer binnen.
— Heb jij wel eens een verpleegster gezien! gilde hij in haar gezicht en sloeg de deur achter haar dicht. Wezenlijk gezien?
Nee hè. Nou ik wèl! Pia!
— Nee! kreet ze ontzet.
— Ja! Pia! donderde hij, zich nog meer opwindend door haar tegenspraak.
Sterk door overmatige zenuw-overspanning gooide hij haar en het Dronken Gezicht als twee pakken waschgoed in een hoek en bleef vóór hen staan, de vuisten opgeheven. En, tot driemaal achtereen krijschte hij zijn geschiedenis uit, van het kraambed zijner schoonzuster, tot Pia’s vertrek met den pruldichter Wielaerde. Ze luisterden gedwee en zwijgend, uit angst, dat hij bij de geringste stoornis opnieuw zou beginnen.
De ontbijttafel der derde klasse bleef dien ochtend onbezet. Na zijn strafpreek ging Barrèl weliswaar naar zijn kamer en sloot die zelfs af, maar niemand vertrouwde het, eigen veilig verblijf te verlaten.
Nu brachten Francine en Gerry, de koksjongen, het ontbijt op de verschillende kamers. Hoewel het meisje niet precies de reden wist, waarom allen zich afzonderden, had ze toch al tè veel dwaasheden zien gebeuren, om zich over hun eensgezind wegblijven te verwonderen.
Haar patiënten waren niet dan na veel zoete woordjes be-