— O, als je dit maar niet vergeet, schertste Waller, zich weer naar zijn tafel draaiend.
— En veronderstel nu eens, datU in April geboren waart, op een dag van gierende windvlagen en woeste regenbuien. Hagel klettert als kiezelsteentjes op het asphalt neer, wandelaars vluchten van de straat en zoeken haastig een schuilplaats.
Een deurwaarder schelt aan, wil beslag leggen op de inventaris. Vader stuift op, verwenscht het bankroet van de bank, dat hem in ongelegenheden brengt......
Geprikkeld door het monotoon geluid van Dr. Vögel’s stem, keerde Waller zich om, en bemerkte tot zijn verbazing, dat Lobbes met gesloten oogen achterover lag.
— Georg, slaapt-ie? Roep hem dadelijk wakker.
— Een zeldzaam ontvankelijk medium, zei Dr. Vogel, verwonderd. Een eenvoudige veronderstelling werkt al op hem in.
— Wat is er met hem gaande? Zijn gezicht verandert! kreet Frits. Toe, Georg, maak hem direct bij.
En inderdaad, de gelaatstrekken van Lobbes werden strakker, de mond kneep energiek dicht, de hoeken trokken zich achterdochtig terug. Het gezicht scheen grooter en smaller te worden en het hoofd richtte zich op in tartende houding.
Dr. Vogel maakte een dubbele draaibeweging met de handen voor Lobbes’ oogen. Dan ging hij achter hem staan, legde beide handen op zijn voorhoofd, en wreef dan tot de vingers de ooren raakten.
Die streelende beweging herhaalde hij eenige malen.
Toen sloeg Lobbes de oogleden op en keek Waller aan.
— Gelukkig, ouwe kerel, hoe kon je zoo dwaas zijn in te slapen......
Maar hij zweeg plotseling, want Lobbes’ oogen staarden hem koud
en gemelijk aan. En die oogen waren zelfs van kleur veranderd. Straks nog donkerbruin, waren ze nu lichtblauw en hel.
io