sloten pakhuis was, dacht hij dat men van die zijde zeker niet zou protesteeren, indien hij zich al vergiste.
Zijn eerste mokerslag werkte als electriseerend op de andere mannen. Vol slooplust namen zij de mokers ter hand en gingen eveneens aan het werk. Weldra leek het of de muur daverend klaagde om hun gewelddadige aanranding.
Dat geluid was het, dat de disputeerende heeren op het kantoor opschrok. En toen Van Duren de werkzaal binnen stoof, gevolgd door de heeren Lobbes, verdween juist, na een hevigen slag, het breekijzer en de moker van den onderbaas dóór den muur. Hij had toevallig een plek uitgekozen, die weinig weerstand bood.
De ingenieur en de andere heeren sprongen terug, daar een groote hoeveelheid steenen en puin naar beneden stortte, gevolgd door busjes, flesschen en een kistje met vruchten.
— Schei uit, schei uit! riep mijnheer Lobbes verschrikt, je hebt den verkeerden muur onder handen.
De mannen staakten den arbeid.
— Hoe kan je zóó dom zijn, man, duwde Van Duren den onderbaas toe. Als deze muur moest worden gesloopt, had de huurder het pakhuis toch wel eerst ontruimd.
— Hoe wist ik, of het pakhuis ontruimd was of niet, vóór dat de boel er uit viel ? Nu kan je het gemakkelijk zien.
— IsU de onderbaas van mijnheer Goedertrouw? vroeg mijnheer Lobbes streng.
— Ja mijnheer.
— Doe dan alsjeblieftUw werk zónder praatjes en zónder de inventaris van een ander in mijn zaak te laten vallen. En zietU voortaan goed uit, wélken muur U sloopt, vóórdat U begint.
— Dus ik moet dien anderen hebben? vroeg de onderbaas en wees naar den muur van den slagerswinkel.