— Waarvoor dient die balk? vroeg Karei, verontrust. Er blijft geen plaats over voor ons eigen volk en werk.
— Maak je maar niet ongerust, mijnheer, zei de onderbaas kal-meerend. Wij zijn juist besteld om méér ruimte voorU te maken. Als we klaar zijn, zultU er niet over te klagen hebben.
— WeetU dan al wélke muur er weg moet?
De onderbaas keek onderzoekend van links naar rechts. Het was Karei, als lag er iets moorddadigs in zijn blik.
— Dit niet bepaald, antwoordde hij langzaam. Maar de muur, die het aangaat, zal het gauw genoeg bemerken, schertste hij dan, op den gemoedelijken toon van een bouwvakarbeider. We zullen maar eerst een boterham eten, mannen I
Zijn mannen lieten den ijzeren balk liggen waar hij lag en knikten instemmend. Ze haalden hun broodpakjes uit den wagen.
Dat stelde Karei voorloopig gerust. Juist wilde hij zich omkeeren om weer naar het kantoor te gaan, toen hij zijn naam hoorde noemen.
— Mijnheer Van Duren, ik ben blij datU komt, zei hij, toen hij den ingenieur zag. Vader is een beetje laat vanmorgen en ik weet nergens van.
Van Duren stelde zijn hoofd-opzichter voor en toen volgden de beide heeren Karei naar het kantoor.
— Karei, zei Van Duren, het doet me pleizier, dat ik jou nog even
spreek, vóór je vader er is. Ik heb gisteren een kleine kwestie met hem gehad, aangaande die lift.Hij beweerde bij hoog en bij laag, dat we er al alles omtrent hadden afgesproken en ik wist zeker dat er niet de letter a over was gevallen. Maar nu, buiten alles om, vind ik het toch te dwaas, dat hij mij zou voorbijgaan. Daarom wil ik hem volop zijn zin geven en wordt nog vandaag de vloer open gemaakt, om het onderstuk te fundeeren. Heeft je vader zich nog in eenig opzicht?......
Mijnheer Van Duren volgde verwonderd Karel’s blik en bemerkte
80