— Hopelijk komt vader nu spoedig. Zou het dan werkelijk meenens zijn, met die lift? Maar wacht eens.
Hij schakelde Van Duren’s telefoonnummer in.
— Hallo, mag ik direct mijnheer Van Duren?
— Mijnheer is vijf minuten geleden weggegaan, antwoordde een meisjesstem.
— Nu, laat hij dan, zoodra hij terug komt, opbellen alsjeblieft. Lobbes!
— O, mijnheer Lobbes? Mijnheer Van Duren en de ingenieur-opzichter zijn juist naar U toe. Ze zullen aanstonds er wel zijn, denk ik.
— DankU. Nu, Kooymans, de grap schijnt toch ernst te worden. De heeren zijn op weg hierheen. We zullen, of we willen of niet, aan een lift moeten gelooven.
Karei kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ging opnieuw naar de fabriek. Daar bleef hij een oogenblik beduust staan.
De werklieden van den aannemer hadden de beide groote deuren geopend en hun materialen en gereedschappen naar binnen gesleept. De werkzaal scheen veranderd in een bouwwerk. Er stonden zakken kalk, zand en portland-cement vlak bij den ingang. Dwars door de ruimte lagen groote en kleine houten balken, stukken hardsteen, dommekrachten, mokers, houweelen en schoppen. De werklieden waren nu bezig met het naar binnen sjouwen van een langen, breeden ijzeren balk.
Er stond ook een tweede wagen voor de fabriek, van Van Duren’s Technisch Bureau. Hierop lagen slechts eenige schoppen, mokers, breekijzers en houweelen.Niettegenstaande ’t opstandig en slooplustig karakter dier gereedschappen, gedroegen de werklieden van Van Duren zich uiterst rustig. Ze zaten in een vreedzaam groepje tezamen, aten een boterham en dronken uit blikken kannetjes.
79