paalde werkzaamheden opgedragen had, dat de jonge man schouderophalend toegaf.
— Als mijn vader de werkzaamheden heeft besteld, ga dan maar Uw gang, zei hij. Ik houd me er evenwel buiten.
— WiltU dan maar de goedheid hebben mij te zeggen, welke der twee huizen moet worden bijgetrokken? vroeg de onderbaas.
— WeetU dat dan niet?
— Nee, mijnheer! Mijnheer Uw vader had vergeten het aan mijn patroon te zeggen.
— Nu, ik weet het net zoo min. WachtU dan maar tot mijn vader komt.
— En als mijnheer nu eens den geheelen dag wegblijft?
— Dén zelfs kan ik in dit geval niet beslissen, zei Karei. U excuseert mij wel, ik moet naar mijn kantoor ; mijn werk wacht ook. Ik kanU in deze kwestie geen orders geven.
De boekhouder, Kooymans, schudde verwonderd het hoofd toen Karei hem vertelde wat in de fabriek te gebeuren stond.
— Er is absoluut niets van bekend, dat je vader een van die huizen heeft gekocht. Dat had toch onmogelijk buiten onze boekhouding kunnen blijven ?
— Onder ons gezegd, mijnheer Kooymans, ben ik er wel zéker van, dat vader zich vergist. Wat wou je nu weer, Van Giesen?
— Mijnheer, zei de werkbaas, met ongerust gezicht, er is een ploeg werklieden van Van Duren’s Technisch Bureau, om ’n lift te bouwen KomU alsjeblieft gauw in de fabriek, anders maken ze den nieuwen betonnen vloer stuk.
— Dat zullen ze toch wel laten ! riep Karei verschrikt. Ik kom direct, één oogenblikje. Hou ze nog even in bedwang, Van Giesen.
De werkbaas ging. Karei keek den boekhouder met een komische uitdrukking van wanhoop op het gezicht aan.
78