Gedurende zijn gesprek met Frits Waller, den vorigen avond, had zich in den heer Lobbes de idee-fixe muurvast genesteld, dat hij de huizen aan beide zijden zijner fabriek had aangekocht. En tot troost voor zijn huiselijk ongenoegen had hij zich in het café gefantaseerd, dat hij de gevels dier twee huizen in denzelfden trant als die der fabriek zou laten vernieuwen. Een fabriek met gevelbreedte van acht en twintig meter, die moest er wel grootsch uitzien, dacht hij.
In het huis, rechts van de fabriek, was een slagerswinkel gevestigd. Deze was korten tijd geleden geheel van een nieuwen tegelvloer voorzien. Ook de muren waren opnieuw bepleisterd en betegeld.
Het huis aan de linkerzijde diende tot opslag van fruitwaren en geconserveerde artikelen. Het was zelden open, dan den enkelen dag in de week, dat er voorraad werd uitgehaald of ingébracht. Dit huis behoorde aan een winkelier, die de parterreruimte benutte voor pakhuis. En het huis, waarin de slagerswinkel was gevestigd, behoorde momenteel aan niemand. De oude eigenares was eenige weken tevoren plotseling in het buitenland overleden en de notaris, die dit en nog eenige huizen voor haar beheerde, was even plotseling naar het buitenland vertrokken. Eén dag vóór hij bedriegelijk bankroet maakte.
Om negen uur in den ochtend reeds verscheen in de Achterstraat het personeel van aannemer Goedertrouw met een grooten wagen vol materiaal en gereedschappen en verlangde toegang tot de fabriek. In het gedeelte waar de mannen hun verblijf zochten, heerschte de werkbaas Van Giesen. En, schoon deze niets zekers van hun komst, nóch van hun bezigheden afwist, liet hij hen toch toe, om zijn patroon geen nieuwe reden tot geprikkeldheid te geven.
Wel zond hij direct den jongen patroon een boodschap. Karei Lobbes kwam en sprak eenige minuten met den onderbaas van den aannemer. Deze toonde zoo overtuigend aan, dat de heer Lobbes be-
77