Joris Jochem knikte gewichtig en bekeek den afdruk met aandacht. Die scheen hem in hooge mate te interesseeren. Hij schudde nu eens het hoofd, keek dan weer het meisje wantrouwend aan en bladerde tenslotte vlijtig een der twee dikke boeken door.
Verscheidene malen hield hij de lei naast het boek en vergeleek door een vergrootglas den afdruk van Cora’s duim met de afbeeldingen van afdrukken in het boek.
— Alleronwaarschijnlijkst! riep hij ten laatste uit, fabelachtig! Uw duimafdruk is absoluut verschillend van alle afdrukken, die ik tot nog toe onder de oogen heb gehad.
— Misschien zijn dat allemaal afdrukken van bloote duimen, zei Cora aarzelend.
Joris Jochem wierp een blik op haar geschoeide hand en duwde daarna den linker wijsvinger tegen het voorhoofd, als viel hem datzelfde moment een geniale gedachte in.
— Dat kón het ook eigenlijk niet zijnl riep hij overtuigd uit. De vrouw, waarmee ikU verwarde, is al vijftien jaar dood en spelde haar naam met een B. Bobbes heette ze.
— Wie was dat ? vroeg Cora nieuwsgierig.
— Och, niets van belang, antwoordde de detective lakoniek. Een giftmengster en kindermoordenaarster. HebtU maar niet de geringste vrees, voegde hij er geruststellend aan toe. De geheimen welke in deze boeken liggen besloten, dringen niet tot de buitenwereld door. VertelU me nu eens de geheele reden vanUw komst. Niets vergeten, niets overslaan ; de schijnbaar onbelangrijkste bijzaken hebben voor ons, detectives, dikwijls de grootste waarde.
En hij sloeg een blik vol eerbied op het portret van zijn grooten voorganger.
Cora’s oogen schitterden van voldoening ; haar ingeving bleek dus juist te zijn geweest. En, beginnend met haar jeugd, vertelde zij den
70