mijnheer Lobbes opstond en haastig wegging. In den corridor zei hij Lena zoo luid goeden dag, dat het tot de huiskamer doordrong.
— HoortU, moeder? Vader bewaart zijn goed humeur tot hij buiten ons gezelschap is. Wat denkt U nu te doen?
Mevrouw Lobbes zuchtte.
— Ik kin niet meer denken, Cora, na alles wat er voorgevallen is. En ik wéét niet wat ik doen moet.
— HebtU dan niets gemerkt van vader’s overdreven vriendelijkheid voor Lena? En tegen ons is hij de afgetrokkenheid in persoon. Daar moet toch iets achter steken ?
— Spreek er niet verder over, Cora, viel moeder haar smeekend in de rede. Ik moet Lena maar even hier laten komen. Maar wat kan ik haar vragen? Het is haar schuld toch niet, dat vader vriendelijker tegen haar is dan tegen ons.
— Voor mij is het een bewijs, dat zij er méér van weet dan wij, zei Cora op stelligen toon. Misschien zelfs heeft de man, die voor Herman Lobbes wil doorgaan, haar in vertrouwen genomen. Maar ik weet wat mij te doen staat en hoe ik moet handelen. Vraag me niets ; ik zal licht in deze zaak brengen.
Ze kleedde zich stemmig aan en deed zelfs een voile voor. Haar moeder stond er bij en staarde haar met verwondering aan.
— Overleg bij alles wat je doet, Cora, en vergeet niet dat de eer van onze familie in deze zaak gemoeid is, vermaande zij. Het liefst had ik datje nergens alleen heen ging. Waarom neem je Leo niet mee?
— Ik heb met Leo gisteravond overleg gepleegd, zei het meisje. Hij vindt alles goed en zou graag meegaan, maar kan niet gemist worden op het kantoor. GaU nu in de huiskamer en roep Lena bijU.
— Waarom? vroeg moeder verbaasd.
— Omdat ik haar niet vertrouw, antwoordde Cora geheimzinnig. Hoe meer ik er over nadenk, des te vaster raak ik er van overtuigd
60