— Wéér mee! vroeg mevrouw. Waarom zeg je dat, Herman?
— Omdat...... ik het wil. Jonge juffrouw, zei hij gebiedend, Uw
gezelschap was me aangenaam, maar door omstandigheden kan ik
U niet laten logeeren. Eerst moet...... eh...... de heer Waller zich
voldoende verklaard hebben. Goeden avond!
— Pa, pa! kreet het meisje angstig, wat is er dan toch ? Ik heb toch niets gedaan! Ik hoor immers bij U. Waarom wilt U me dan niet meer kennen ?
Ze snelde op hem toe, doch hij weerde haar, hoewel zachtzinnig, af.
— Medie, ga naar je kamer, gebood haar moeder op vasten toon. Ik zou wel eens willen zien, wie jou mijn huis kan ontzeggen.
— Ik, ik! brulde mijnheer Lobbes verwoed. Ik wil dét...... dat
kind niet onder mijn dak hebben, zoo lang er met mij komedie wordt gespeeld. Waller, jij begrijpt me wel! Neem je dochter mee !
Hij was hoogrood geworden en trilde van woede. Bij de laatste woorden viel zijn vuist daverend op het bureau neer. Een inktstel wipte op en kantelde om.
Media was de kamer uitgevlucht. Mevrouw slaakte een gil en viel in zwijm. Cora knielde bij haar neer, met een luide zucht.
— Aanschouw je werk, mijnheer Waller, valsche vriend, zei mijnheer Lobbes schamper. Wij hebben inderdaad een ernstig woord met elkaar te spreken.
— GaU maar, fluisterde Cora hem toe, morgen ochtend bel ik U weer op. GaU nu, misschien kalmeert hij dan wat. En stuur meteen Lena hier. Dag 1
Waller fluisterde een groet en liep de kamer uit. In den corridor trof hij de snikkende Media in de armen van Lena aan.
— Breng het kind naar haar kamer en help dan juffrouw Cora met mevrouw, Lena, zei hij ontroerd. Breng iets mee om haar af te wasschen.