harer kinderen. Deze man was een vreemde. Hij wilde hun jongste kind niet kennen en lachte zoo hoonend, alsof hij met vreemden, ja met vijanden aan tafel zat.
VI
' MIJNHEER LOBBES VERLOOCHENT ZIJN SCHOONZOON
Na den maaltijd zette mijnheer Lobbes zich aan het kleine bureau, dat hij voor het schrijven van brieven en andere kleinigheden in de huiskamer had staan. Zonder zich om zijn huisgenooten of zijn vriend te bekommeren, ging hij schrijven en rekenen.
.Zijn vrouw en Waller, die zich niet in het minst van den loop van Lobbes’ gedachtengang bewust waren, zaten zacht met elkaar te praten. Slechts Cora viel het op, dat vader nu en dan een donkeren, onvriendelijken blik op Waller wierp.
De grond daarvan was haar onbegrijpelijk, daar de twee mannen reeds sinds jaren als broers met elkaar omgingen. Maar ze verdiepte zich er niet in. Er was nu al zooveel zonderling misverstand, dat dat weinigje er ook wel bij kon, dacht ze. Eerder leek het haar van waarde, het raadsel, dat haar vader omzweefde, in zijn geheel op te lossen.
Cora had een beetje aan occulte wetenschappen gedaan, eigenlijk niet meer dan geliefhebberd. Doch tegelijk mét boeken over zielsverhuizing, reïncarnatie en geestverschijningen, had ze vele der moderne detective-geschiedenissen verslonden. Daardoor kwam het dat zij, hoewel naar het uiterlijk een verstandig en praktisch meisje, onevenwichtig vervuld was van niet verwerkte wijsheden en de
47