— Een half uurtje geleden belde ik op en toen zei Cora, dat je een paar uur geleden thuis gekomen was. Goede zaken gedaan? Ben je tevreden?
— Ja, ja, bizonder. Maar ik viel hier direct in de drukte. Karei heeft alles in de lap laten hangen, hoewel hij wist, dat ik van plan was, de fabriek te verbouwen. Zooals je weet had ik een maand geleden de twee huizen gekocht die er aan weerszijden van staan. En nu beweert die jongen bij hoog en laag dat hij er niets van weet.
Waller wilde snel antwoorden, maar mevrouw Lobbes keek hem verzoekend aan. Toen knikte hij slechts flauwtjes.
Morgen wordt er aan begonnen, ging Lobbes gehaast verder. Er moet resoluut worden aangepakt. En ik wil meteen schoon schip maken. Heb vandaag een gedeelte van het personeel ontslagen, daar moet ander voor komen. En die oude Kooymans moet ook maar weg.
— Gaat Kooymans van ons weg, pa? kon Cora zich niet weerhouden te vragen. En U was altijd zoo tevreden over hem.
Mijnheer Lobbes wierp haar een donkeren blik toe.
— Zou je je niet met je studies bemoeien, die me een vracht geld kosten, in plaats van je neus in zaken te steken die je niets aangaan? zei hij gramstorig.
Nu keken alle drie getroffen op. Cora had allerminst een „studiehoofd” en zou bovendien over drie maanden trouwen. Hoe Lobbes ineens daarop kwam, was raadselachtiger dan al het andere. Het had er wel van weg, dat hij haar nog als schoolmeisje beschouwde.
— Maar pa, ik zou niet weten, wit ik studeeren moest, kon ze niet nalaten te antwoorden.
— Spreek je alwéér tegen I riep mijnheer Lobbes grimmig. Nu doe je me het genoegen direct naar je kamer te gaan. En als ik weer één
3»