— Op die verrassing had je niet gerekend, wel Margie? zei hij zoo luchtig mogelijk, toen hij binnen trad.
— Nee, daarop hadden we zeker allerminst gerekend, antwoordde mevrouw Lobbes, bedroefd.
Nu viel hem op, dat beiden, mevrouw en Cora, stil en timide daar zaten en er niets van blijdschap op haar gezicht weerspiegelde. Droefheid sprak uit haar houding en die werkte beklemmend op hem.
— Is er dan iets gebeurd? vroeg hij. Herman is toch niet ziek, hoop ik.
— Wés het maar een gewone ziekte, antwoordde Cora.
En toen vertelde ze alles wat er voorgevallen was gedurende de korte poos, dat vader was thuis geweest.
Waller zat ernstig met zijn hoofd te schudden, alsof hem nooit van zijn leven een vreemder verhaal was verteld. Maar hij hoefde zich niet tot een gelegenheidsgezicht te forceeren. Hoewel hij had verwacht, dat Lobbes ook thuis zijn veranderd humeur zou laten gaan, trof hem Margie’s verdriet erom toch innig.
— En ben je nu bang dat hij ziek of dat hem iets gepasseerd is? vroeg hij met onzekere stem.
Hoewel geheel onschuldig aan Lobbes’ toestand, kwelde hem toch zelfverwijt.
— Ik begrijp er niets van. Lichamelijk komt hij me wel gezond voor, maar ik vrees, dat zijn verstand is aangetast. O, als je hem had hooren spreken, zou je het zeker óók denken.
— En mij dunkt juist, dat zijn verstand scherper dan ooit is, viel Cora uit. Weet U wat ik zei, mijnheer Waller? Deze man is mijn papa niet.
— Cora! riep mama.
— Maar kind, hoe heb ik het nu? zei Waller met onnatuurlijken lach. Wil je aan je vader’s persoonlijkheid twijfelen?
35