— Dat wou ik mijnheer juist zélf zeggen. Blijf U maar zitten, juffrouw, ik weet den weg hier.
— Excuseer, maar ik moét iedereen eerst aandienen, zei het meisje
bedeesd. Mijnheer is bezig en heeft misschien geen tijd......
— Geen tijd! bulderde mijnheer Lobbes. Dat heb ik gemerkt. Heeft-ie U gezegd, dat U me met dat praatje moet wegsturen? Nu, dén zal ik hem meteen antwoord geven.
Hij stapte dwars door het kantoor heen. Hij was de deur van het privé-kantoor nog niet genaderd, toen ze reeds open ging.
— Juffrouw Veningsma, wat moet die drukte hier? Hé, ben jij ’t Lobbes? Kom binnen. Toevallig was je dochter gisteren bij mijn Minnie, maar ze zei niet, dat ze je al thuis verwachtte.
— En toen heb jij het werk maar rustig laten slabakken, zei Lobbes, knorrig.
Hij drukte wel Van Duren’s hand, maar de ingenieur voelde er niet de oude hartelijkheid in.
— Kom binnen, zei hij kortaf. Hij schoof een fauteuil nader en opende een kistje. Wil je rooken?
— Nee, dank je. Ik kwam je alleen even vragen, wat de reden is, dat je niet aan de lift in mijn fabriek begonnen bent. Je had toch zoo stellig beloofd er spoed achter te zetten.
— Hé, laat je een lift bouwen, zei Van Duren verrast. Dat vind ik nu eens verstandig van je.
Mijnheer Lobbes staarde hem met wijd-open oogen aan. Een oogenblik zocht hij naar woorden.
— Van Duren, nu ga je toch té ver. Wil je me nu wijs maken, dat je van niéts af weet, ofschoon we de zaak hoog en breed besproken hebben ?
— Zacht wat, oude vriend. Het doet me pleizier, dat je er direct mee bij mij komt, maar tot op dit oogenblik heb jij er nooit positief
28