— U zegt met firma Cohn & Bögel, München? vroeg hij in het Duitsch. Wat is er van Uw dienst?
— Goed, er wordt aan gewerkt. Alsjeblieft niet die toon, mijnheer. U zult Uw goederen op tijd hebben; van schadevergoeding wegens niet tijdig afleveren zal geen sprake zijn. Daaromtrent is niets afgesproken.
— Watblief? Mijnheer, als Uw geld even goed is als mijn woord
en mijn meubelen......
— Nu ja, dat geloof ik. Ik ben óók een beetje kort aangebonden, weetU. Altijd geweest. Een Aprilkind, weetU. Dag mijnheer I
Karei staarde zijn vader verbaasd aan.
Een Aprilkind, had hij gezegd. En vader was in Mei jarig. Hoe klopte dat nu? Maar, hoe klopte eigenlijk alles? Een lift, een gekocht huis, een doorgebroken muur......
— Vader.......begon hij aarzelend.
— Straks, vanavond. Vraag direct bij de Arbeidsbeurs nieuw personeel aan. Ik heb twee afdeelingschefs, zes mannen en twee meisjes ontslagen. Neem maar voor de zekerheid wat méér volk terug, want we moeten de bestellingen tijdig afleveren. En misschien dwingen de omstandigheden ons wel nóg eenigen te ontslaan. Het personeel is oud en stram geworden en kan niet meer met zijn tijd mee. En wij moeten vooruit. Hoe gaat het met jou, Kooymans?
— Goed mijnheer, dank U, antwoordde de boekhouder, schuw.
— Maar het loopen gaat zeker moeilijk, niet? Ja, dat wordt er
niet beter op, met de jaren. Als de beenen stijf worden...... Nu,
werk maar door!
Kooymans’ mond was van verbazing open gegaan en de pen-