of zelfs maar een aanmerking gemaakt. Trouwens, het was altijd zijn eerzucht geweest, daartoe geen aanleiding te geven.
— Waarom is het Technisch Bureau nog niet met zijn werkzaamheden begonnen ?
— Wat bedoeltU, mijnheer? vroeg Van Giesen met een schaapachtige uitdrukking op het gezicht. Moest er dan iets gemaakt worden.
De heer Lobbes keek hem streng aan.
— Van Giesen, je wordt oud. Pas maar op, dat je niet té oud wordt, zoodat ik een anderen werkbaas moet nemen. Weet je er wérkelijk niets van, waarom er nog niet met de groote lift begonnen is ?
— Een lift? vroeg Van Giesen verwezen. Welke lift ?
— Ja, een lift, smaalde mijnheer Lobbes. Dat is zoo’n gemakkelijke kast, weetU, dieU naar boven draagt alsU te moe of te oud bent om te loopen. U weet dus werkelijk niet, dat hier een lift zou moeten worden gebouwd ? vroeg hij weer streng ?
— Op mijn woord niet, mijnheer.
— Nu nog móóier! kreet mijnheer Lobbes. Veertien dagen voor mijn vertrek naar Leipzig is mijnheer Van Duren met zijn ingenieur hier geweest en toen hebben ze in je aanwezigheid ’t werk opgenomen. Ik stel er jóu verantwoordelijk voor, dat de werkzaamheden nog niet zijn begonnen. Jouw plicht was het geweest mijn zoon op die nalatigheid opmerkzaam te maken. Ben je soms door mijn concurrenten omgekocht om hier den boel in de war te sturen? Wacht maar, ik kom er wel achter. We spreken elkaar nader.
Mijnheer Lobbes keek den werkbaas nog eens woedend aan en snelde toen de trap op. Achtereenvolgens liep hij de verschillende afdeelingen door, gaf nieuwe orders en deelde standjes uit. Toen hij een half uur later beneden kwam, had hij twee afdeelingschefs, zes werklieden en twee meisjes ontslagen. Geheel vertoornd en met ontevreden gezicht kwam hij het kantoor binnen.
23