voortaan een kleinigheid wil gebruiken in mijn woning, wil ik me wel de moeite geven het vier en twintig uur van te voren te zeggen. Jas en hoed. Vlug!
Lena liep tergend langzaam de kamer uit, doch kwam spoedig met het gevraagde terug.
Een auto stopte. De bel ging over.
— Daar is de auto, zei Lena droog.
Mijnheer Lobbes keek haar gramstorig aan.
— Zeg mevrouw maar, dat ik...... of zeg maar niets. En kijk me
niet zoo brutaal aan, of je kunt je boeltje pakken.
Mijnheer Lobbes liep haar voorbij.
— Dat zal ik doen, als mevrouw het zegt.
— Wat, jij ook al ? Je maakt, dat je er uit bent, vóór den avond. Dat zeg ik je. Basta!
Een oogenblik later sloeg de voordeur dicht.
— Lena! riep Cora, vraag of mijnheer nog één oogenblik wacht.
Maar de motor snorde al. Schokschouderend liep het meisje de
trap op. - Mijnheer reed net weg, zei ze.
Een poosje later kwamen mevrouw en Cora weer beneden. Ze zetten zich zwijgend tegenover elkaar, als wachtte elk harer tot de ander zou spreken.
— Dat is papa niet! zei Cora eindelijk krachtig.
Mevrouw Lobbes keek haar verschrikt aan.
— Maar kind, hoe komt het in je op? Waarom zou dat papa niet zijn? Wat is dat voor een dwaas verzinsel?
— Hij is omgeruild.
— Pa is veranderd, verbeterde moeder haar.
— Veranderd is het woord niet. Een énd er geworden, zou ik eerder zeggen. Wacht eens, zei ze, greep den telefoonhoorn en draaide de cijferschijf om.
16