Mijnheer Lobbes stapte in de auto, die nog steeds wachtte en reed weg, zonder aan zijn vriend te denken. Hij maande den chauffeur aan spoed te maken ; zijn tijd was beperkt. En een kwartier later stapte hij uit, voor zijn woning in het Museumkwartier.
Meteen rukte hij krachtig aan de bel en toen niet direct werd open gedaan, nóg eens. Nauwelijks voelde hij de deur voor zijn hand wijken of hij duwde haar snel geheel open.
— Mijnheer,U hier! juichte Lena, het meisje, hem toe. O, wat een verrassing voor mevrouw. Mevrouw! riep ze daarop luid.
— Wat moet die herrie? Ben je niet wijsl zei mijnheer Lobbes geërgerd. Krijg vlug mijn valies uit de auto en betaal den chauffeur.
Mijnheer Lobbes liep de vestibule door. Twee deuren sloegen open. Geroepen door Lena’s kreet, kwamen mevrouw en Cora, de oudste dochter, tegelijk naar buiten.
— Herman!
— Pa, o wat fijn, dat is een verrassing!
En tegelijk bestormden ze mijnheer Lobbes, alsof hij niet een week, maar een jaar van huis was geweest. Ze trokken den weerstrevenden man met zich mee, en kusten hem, zoodra hij in de huiskamer was.
— Goed, best! uitte mijnheer Lobbes kregel, toen hij zich eindelijk had losgeworsteld. Doe nu alsjeblieft niet, alsof ik de eenige geredde uit een schipbreuk ben. Ik geloof wel, dat je het goed met me meent, maar laat me met rust.
Hij stond op, en nam van Lena het valies over. Dat opende hij en nam er eenige kleine geschenken voor zijn vrouw en de kinderen uit.
12