Eenige weken waren nu al verloopen sinds hij zijn boodschappers had gezonden naar alle stammen van Israël en toch hadden zich nog slechts kleine groepjes strijders hij zijn leger gevoegd. Zij waren hem welkom geweest, doch wat baatten enkele tientallen meer, waar tiendui; zenden benoodigd waren om het machtig leger van Eglon te weerstaan.
Neen, geen stofwolk aan den horizon verraadde de komst van hulptroepen. En van de overzijde van den Jordaan, was nog geen man tot hem gekomen.
»Welke droeve gedachten verduisteren uw blik, Jehu?« wekte hem een heldere stem uit zijn gepeins.
Voor hem stond Lea, zijn jong bijwijf doch tevens zijn meest geliefde vrouw. Zij was de dochter van zijn vriend Eliazar ben Mozes en aanvankelijk in zijn huis gekomen om de taak van zijn eerste vrouw, Litza, te verlichten. Doch hij was haar gaan liefhebben en ze had- hem, in zijn grijzen ouderdom, een knaap gebaard.
Nu hurkte ze voor hem neer en boog het hoofd in zijn schoot. Hij streelde de lange, dunne vingers door haar lokken en richtte dan haar hoofd op om haar in de oogen te zien en op de liefdeverlangende lippen te kussen.
»Kan mijn liefde uw zorgen niet verdrijven, en uw rimpels gladstrijken opdat uw gelaat als dat eens jongen mans wordt ?« vroeg ze nu schalks.
In Jehu’s oogen lichtte een lach.
»Uw liefde heeft Israël’s rampspoed niet kunnen vers hoeden Lea,« zei hij nu. »En — mag ik mij wel aan persoonlijke liefde wijden, nu er groote dingen staan te gebeuren ? Reeds weken geleden is het dat uw vader zijn tocht aanvaardde.^
Even keek de jonge vrouw ernstig, dan overtoog weer zorgeloosheid haar gelaat.
»Kom, kom, de tocht is ver en de oude man zal zich niet zoozeer haasten. En reken op mijn broeder Manassé. Die zal hem ten slotte wel tot spoed manen, want hij
yo