in helle bloedkleuren,« verhief Debora weer haar stem. »Sluit de poorten, sluit de poorten, sluit de poorten I Neen, neen. Geen poorten van hout of van steen, maar van vleesch.«
Daar klonk een kreet uit den wagen. En voor de wagen* voerder het verhinderen kon, was Ezechiël er uit gespron* gen en hing hij aan Debora’s hals.
»Zuster — zuster — doe je oogen open. Ik ben het, Ezechiël, je broer.»
»Hoe komt die jongen hier?« vroeg Elon streng.
»Drang om te vechten tegen Israël’s vijanden, deed hem ons volgen,« zei de wagenvoerder rustig.
»Gij hadt hem niet moeten vergunnen ons te volgen Abdon ben Samgar,« zei Elon nu milder. »Bedenk dat de strijd tegen Amalek geen jongensspel zal zijn. Is hij de broeder dezer schoone, jonge vrouw ?« wendde hij zich tot Levie ben Afram.
»Hij is,« antwoordde deze.
Debora weerde den jongen nu rustig van zich af en keerde zich thans dringend tot Elon.
»Maak spoed 1 Maak spoed I Snel dan toch uw volk, dat eiken strijdbaren man behoeft, ter hulp.«
»Ze is schoon, ze is schoon,« zei Elon half luid. »Schooner dan de maagden in Edrëi, schooner dan de vrouwen van Manassé.« Zijn oogen staarden steeds be= gceriger de jonge vrouw, welke den jongen van zich afweerde, aan. »Zend dien jongen weg,« gebood hij zijn onder*aanvoerder.
»Hij is haar broeder,« bracht Levie ben Afram, wien de begeerte van den jongenman niet ontging, in het midden.
»Zij het zoo, doch ze wil hem niet kennen,« zei deze norscn. »Ik zal zelf met haar spreken.«
De onder*aanvoerder trok Ezechiël aan den arm weg.
»Ziet gij het slagveld klaar voor uw oogen schoone vrouw ?« wendde Elon ben Jiphtach zich nu tot Debora.
Zij keerde zich tot hem, schoon haar oogen gesloten bleven.
84