Hoort, hoort, de juichkreten van Amalek, Moab en Ammon, Zie, ze graaien weg, de kostbaarheden der Egyptenaren, zie hen voortsleuren de jonge maagden > Israël's. j
Wee, wee! De Jordaan is rood gekleurd door het' bloed onzer broeders; het leger bij GibGal is verslagen.«
Een rilling doorvoer de menigte. Angst en ontzetting weerspiegelden zich op vele gezichten.
«Zij is uitzinnig,« prevelde de onder*aanvoerder halfluid, »haar oogen zijn gesloten, schoon haar mond luide spreekt.«
»De Almachtige spreekt door haar mond. Zij zegt wat ik in de geheime boeken heb gelezen.«
De aanvoerder stond, geboeid door haar liefelijk voorkomen, Debora nog steeds aan te kijken. Een glans van bewondering lichtte in zijn oogen.
»Wie zijt gij, dat de geheime boeken u eigen zijn, zooals uw mond aangeeft,« wendde hij zich tot Levie ben Afram, die aldus gesproken had.
«Ik ben,« zei deze, «de waterschepper van Sukkoth, mijn naam is Levie ben Afram.«
De aanvoerder boog ironisch.
»Mij noemt men Elon ben Jiphtach,« zei hij nutrotsch. Jiphtach is de rijkste graanverbouwer van Manassé en in Edrëi, mijn vaderstad, heeft niet één zooveel slaven als hij.
De kennis der letteren is mijn kracht niet, de strijd der wapenen lokt mij meer aan. Toch geloof ik, dat uw naam meerdere malen genoemd is, door schriftgeleerden die het huis mijns vaders bezochten.
«Edrëi telt vele geleerden, wien de boeken minder gesloten zijn dan aan mij,« zei Levie nu. «Doch nogmaals, de woorden dezer ongelukkige stemmen overeen met wat mijn oogen lazen in Mozes’ geschriften. Als ik een woord van raad mag geven, aarzel dan niet en versnel uw gang, want uw mannen zullen noodig zijn ter bescherming van Jeruzalem.«
«Hemelhoog stijgen de vlammen, zij gloeien de wolken
83