kigen tijd. Hoe zou ik haar dan kunnen weerhouden, zonder mij zelve het groote verdriet te doen, haar te doen lijden ?«
»Is plicht niet het hoogste gebod ?« vroeg Joseph op zekeren toon. Maar, toen hij dit zei, dwaalden zijn oogen naar den grond. Ook hij voelde wel, hoe het hart moest krimpen van smart, bij zijn Debora, zijn oudste.
»Is liefde dan niet het hoogste goed en de héérlijkste gave van den Algoede ?« vroeg Rachel schier onverstaan* baar. Ze mocht,, niet tegenspreken, ze mocht hem niet weerstaan en wilde dat ook niet, maar haar moederhart bloedde. »Ik zal den avonddisch gereed zetten,« zei ze na een kortstondige stilte.
Tegelijk dat ze opstond, bewoog de voorhang en kwam Debora kijken.
Ze was schoon en liefelijk van gelaat, als de schuchs tere ochtend van een teeren lentedag; uit haar groote, goudglanzende oogen straalde het licht eener reine en inniggeloovende ziel. Maar, langs de teer«blozende trek= ken kroop een schaduw, die alle \reugd aan het jonge gezicht ontnam. En de kleine mond, tusschen welks even geopende lippen de als ivoren parelen kleine tanden praalden, scheen in langen tijd niet den vroolijken lach der onbezorgde jeugd te hebben doen hooren.
De jonge maagd boog eerbiedig het hoofd naar haar ouders en zei zacht den avondgroet. Dan trad ze schuchs ter tot nabij haar moeder en bukte als om haar zegen te vragen.
Rachel legde haar hand op Debora’s hoofd en zei zacht:
»De Algoede zegene u, mijn kind, in vreugd en in verdriet; Hij verleene u kracht. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd.«
»Amen!« zei Joseph en legde zijn hand naast die zijner vrouw. »Heb je je moeder iets te vertellen, Debora ?« vroeg hij zacht.
Toen viel het meisje op den grond en heel haar lichaam doorschokte van snikken.
4 :_