Het geroep kwam nader en werd luider. Vele vrouwen kwamen aangesneld, ook oude mannen en kinderen. Enkelen hieven de armen boven het hoofd, ach en jammer huilend.
Debora verbleekte. Het gelaat van Levie stond strak en ernstig, doch in zijn vragende oogen zag zij geen begrijpen, geen verklaring. •
»0 Levie, onze mannen, mijn Samuel. Zij zijn dood, verslagen,« jammerde zij.
Doch Levie ben Afram schudde het hoofd.
»Niet van die zijde, niet van die zijde,« prevelde hij. »De bode had dan eerst hier langs moeten komen.«
»Debora, Debora!« joelden honderd stemmen haar tegemoet.
Vrouwen en kinderen, het gelaat overwaasd van af* schuw en vrees, drongen tot haar door, omringden haar onstuimig, de handen in weeklagen en deernis ten hemel geheven.
»Algoede, barmhartige God ...« prevelde de oude Levie.
»Debora, Debora I Strooi assche op uw hoofd en torn uw kleeren vaneen... uw vader...«
«Othniël ben Juda ... 1«
»Uw vader...«
Een grauwe nevel streek duisterend langs haar oogen. Haar lichaam gleed terneer____
HOOFDSTUK IX.
Duisternis hing somber in de kamer waar de vrouwen bijeen zaten in stille fluistering; het was nacht. Op haar legerstede lag Debora, naakt, haar dek ontwoeld en gilde smartelijke kreten uit. Zoo lag ze reeds uren lang, sinds ze uit haar bezwijming was ontwaakt, nadat de mannen haar naar huis hadden gedragen. Ze had niemand herkend en vreemde woorden geuit, afgewisscld door kreten van smart: