Echter, het verlangen naar Debora en de innige drang haar met zijn vergiffenis te verheugen, verkregen steeds grooter plaats in zijn hart.
Nu in hem die gelukkige verandering was gekomen, spraken hij en Rachel steeds meer over Debora, over haar aanstaand geluk en over de spoedige verzoening. De innige overtuiging die daarbij in hun hart woonde, dat Debora van een groot verdriet zou zijn bevrijd, indien zij wist dat haar vader haar vol liefde had vergeven, deed center de gedachte aan een tocht naar Sukkoth, onverzwakt in hen voortleven. En de vertrouwende blijs moedigheid, waarmee Rachel steeds over Debora sprak, was Joseph een zekerheid, dat zij verlangde naar een spoedig weerzien.
»Hebt gij vannacht geen stem gehoord ?« vroeg ze zekeren ochtend.
»Ik nee. Welke stem zou ik gehoord hebben ?«
Rachel schudde hierop het hoofd en zweeg. In den middag echter zei ze weer:
»Ik heb toch duidelijk Debora’s stem gehoord. Ze riep moeder! moeder I zoo luid en doordringend als zij vroeger deed, toen ze jong was en haar broertjes haar plaagden. Zou ik dan toch hebben gedroomd ?«
»Wie weet ?« gaf Joseph tot bescheid.
Nu wist hij, dat Rachel dag en nacht aan niets anders dacht dan aan het weerzien van Debora en dat zij onder het voortdurend uitstel moest lijden. Dus besloot hij maar te wagen den Giliad af te dalen en het gebied van Sukkoth te betreden.
Of hii dit wel moest doen ?
Hij kon natuurlijk Ezechiël, zijn oudste tot haar zenden, maar was die tocht wel veilig voor den jongen ? Loerden wellicht niet Elia en Othniël zoowel op zijn zoon als op hemzelf en mocht hij met deze mogelijkheid voor oogen, zijn zoon naar Sukkoth zenden?
Hij durfde dat niet. Hij had Debora verstooten en zelf moest hij haar nu weer zijn vergiffenis brengen. Als
63