En dan, drong plots tot haar door een gezang uit honderden kelen.
Dat lied kende zij. Was dat niet een triomfzang Israel’s, welken Samuel zoo dikwerf had gezongen, voor de velen die hier in den avond bijeen kwamen?
Dat was nu het sein van den opmarsch. Nu vertrokken zij, onder leiding van hem, die haar zoo dierbaar was. Hij ging — wellicht voor eeuwig, hij, voor wien zij haar vader verlaten had.
Zij zakte weer op haar rustbed ineen, overweldigd door haar hevig verdriet.
De bazuin drong nog slechts flauw tot haar door.
Het leger was in vollen marsch en reeds een eind van haar verwijderd. Zeer spoedig zou het bazuingeschal haar niet meer bereiken.
Wanneer zou het haar dan weer tegemoet juichen ?
HOOFDSTUK VII.
Sinds den morgen dat Samuel, den berg op, tot hem was gekomen en hij hem ongetroost had laten vertrek* ken, was Joseph ben Simon nog meer in zichzelven ge* keerd dan tevoren. Sprak hij minder aan den familiedisch over het verleden in Sukkoth en noemde hij zeldzamer nog, den naam van zijn dochter. En met Rachel, zijn vrouw, weidde hij gansch niet meer over haar uit.
Maar des te meer dacht hij aan haar en dat bemerkte Rachel wel. Trouwens was dat ook heel natuurlijk. De* bora, zijn oudste was zijn trots geweest zooals eens David en Ezechiël, zijn zonen, zijn kracht zouden worden.
Joseph dacht heel veel aan haar, vooral onder zijn har* den arbeid op den berg, welks grond zich slechts met veel moeite tot vruchtbaarheid liet dwingen. En dikwijls als hij even rustte, het hoofd moede in de handen op de spade geleund, verscheen voor zijn geest het lieve, 54