zins verwonderd, als had hij niet anders verwacht, doch blijdschap verhelderde zijn trekken.
»Nog heden trek ik verder, naar de zonen van Mas nassé,« zei hij »en zal hun vertellen van uw moed en uw liefde voor Israël. Draalt gij intusschen niet en bedenkt dat spoedige hulp dubbel welkom is.«
»Waar zullen Ruben’s zonen zich verzamelen om ons af te wachten opdat wij den vijand tezamen slag leve* ren ?« vroeg Samuel nog. »Hebt gij met Jehu een plek van samenkomst bepaald ?«
»Bij Gil#Gal I« antwoordde de oude Eliazer van Jahats. »Bij Gil#Gal, waar Amalek het altaar van den grooten Jozua zal willen vernietigen en den Jordaan overtrekken, zullen wij hem vereenigd aanvallen. Al onze gezanten hebben die opdracht mede. Gil#Gal zij onze verzamelplaats.«
»Gil#Gal, GibGal!« juichten de mannen, »Gil#Gal zij het graf van Amalek en Moab.«
Toen boog even Eliazar van Johats. En daarna vertrok hij haastig.
HOOFDSTUK VI
Dien middag was er weidscher drukte in Sukkoth, dan er sinds vele jaren het geval was geweest.
Vele mannen en jongelingen bewogen zich langs straten en wegen, luidop pratend onder heftig armge# baar. Anderen weer snelden heen en weer, óm afscheid te nemen, of om zich bij anderen iets aan te schaffen wat, benoodigd voor hun uitrusting, hen ontbrak.
Paarden, muildieren en muilezels, werden van wei* en bouwlanden gehaald, zoo ook sterke ossen. Deze laatsten vooral moesten dienen om de zware wagens te trekken, die de eetbenoodigdheden en de wapens moesten ver# voeren.
De mannen die de bijeenkomst hadden bijgewoond, hadden zich verspreid om eerst aan alle inwoners ken#
45