Niet een die hem gaarne stoorde als hij aldus in zich* zelven was gekeerd. Dan, was men zeker, werkte zijn machtige geest in diepe, ondoorgrondelijke gebieden en peinsde hij op het ontcijferen van de duistere natuurge* heimen en wetenschappen. Arm evenals Simon ben Joram, doch ouder en niet zoo sterk deed hij des daags zijn werk, om eten te koopen en onderwees hij in den avond den leergierigen, zonder betaling te aanvaarden, in de geschiedenis der voorgeslachten en de Kabala. Zijn vermogende leerlingen, hem niet durvend kwetsen met betaling of schoone giften, hadden dikwijls in het geheim iets aan hun geliefden leermeester gezonden waaraan hij behoefte had en wat zijn leven zou kunnen veraangenamen. Doch lezer in de ziel die hij was, had hij steeds den schenker doorzien en hem zijn gave doen terugnemen.
»Zou ik Gods woord verkoopen ?« vroeg hij dan ver* ontwaardigd. »Is mijn belooning al niet bovenmatig groot, het instrument te mogen zijn, waardoor Jehova u zijn wetten en geboden leert kennen ?«
Ook jongeren waren aanwezig. Zoowel de zonen van Josaphat, Efraim en Joram, als Manassé benjuda, Samu* el’s broeder en vele hunner jonge vrienden.
Abraham ben Jozua, de grijze Richter en stadsbestuur* der van Sukkoth kwam later, toen Samuel reeds binnen was. Hij was blind en liep moeilijk van wege zijn hoogen leeftijd en steunde op zijn voetvlugge en sterke klein* zonen. En na hem kwam ook Elia ben Izak, Samuel’s oom, de broer zijns vaders en tegelijk met deze, velen der bewoners die in zijn omgeving woonden.
Zij die nu bijeen waren, en ze vormden een groote schare, waren allen bewoners van Sukkoth en de meest gezienen dier stad. Er was geen vreemdeling onder hen. Volgens oud gebruik mochten Eliazar ben Mozes en zijn metgezellen niet aanwezig zijn bij de vóór*beraadslagingen, opdat er van hen geenerlei invloed zou uitgaan.
Ook waren er geen vrouwen aanwezig.
»Abrabam ben Jozua«, sprak Josaphat aen blinden Rich*
35