Hoe het zou lachen als haar stem en oogen het riepen en het zou meestamelen als zij het toezong.
En dan de avonden, de door God gezegende avonden als zij en Samuel stille zaten voor den voorhang, hand in hand en zeiden geen woorden en zij toch wederkee* rig eikaars gedachten in zich opnamen en elkaar begrepen.
Samuel ging de blijde boodschap melden aan zijn • moeder, Sara. Doch bij het hooren er van zweeg zij een stonde.
Had ook zij niet een dochter van Debora’s leeftijd, doch niet zoo fraai van gelaat en daarbij gebrekkig van lichaamsvorm? Hoe kon ze dan vreugd voelen, nu zij wist dat deze, haar dochter Mara, wellicht nooit het geluk zou mogen genieten, dat nu aan Samuel’s vrouw zou worden geschonken. Want Mara beduidt bitter en bitterheid had haar gemoed vervuld toen zij haar doch* tertje, nauw geboren, had gezien, mismaakt van vormen. En de bitterheid was in den loop der.jaren niet verzoet geworden hij het zien van het gebrekkig opgroeien van het meisje.
En nu, nu haar eigen dochter wis alle hoop had laten varen, ooit een man naar eigen huis te mogen vergezel* len, ooit een kind in de armen te wiegen, kwam Samuel, haar zoon, vertellen van het geluk van Debora. Daarom zweeg ze liever, dan de woorden te uiten die haar naar de lippen vloeiden.
Niet één maal had zij Samuel in zijn huis bezocht.
Zijn huwelijk had ze niet kunnen beletten en ze had Debora zelfs naar het bruidsbed geleid. Doch tot méér had ze zich niet laten vervoeren, jegens de dochter van hem, wier hand haar echtvriend verslagen had.
Een keer, het was de tweede Sabbath na haar huwelijk, had Debora, Samuel vergezeld naar zijn moeders woning. Doch, stug en onvriendelijk had Sara haar toegeblikt en karig was zij geweest met haar woorden. Mara had heel niet gesproken en haar den rug toegekeerd en Jochad,