Samuel bukte gehoorzaam,, tilde het diertje op zijn schouder en hing de mand aan zijn arm »Sjoloum Aleichim!« zei hij zacht en liep ruggelings naar den uitgang.
De oude man schudde het hoofd nog steeds. De moeder snikte. Toen schoof Samuel den voorhang terzijde en ging hij, innig bedroefd, den weg dien hij gekomen was, terug.
HOOFDSTUK IV
Na dien middag dat Debora voor haar woning zittend, het oog gericht naar de bergzijde, op Samuel had gewacht en hij terug kwam, het hart vol rouw en zijn gelaat door droefheid bewolkt, na dien middag gingen weken voorbij dat niets in staat scheen, vroolijkheid te brengen in haar gemoed. Ze deed haar werk en ze deed het goed, doch slechts uit gewoonte. De lust tot werken, uit liefde ervoor scheen verdwenen te zijn, tegelijk met de hoop wier verscheiden zij op Samuel’s gezicht had gelezen.
Toen kwam er een moment in haar leven dat haar wekte uit die zielsbedwelming en opriep tot nieuwe, groote plichten. Het was toen ze voor het eerst leven voelde in haar schoot, toen verwachting tot zekerheid werd dat zij weldra moeder zou worden.
Toen sidderde in haar een plotseling opwekkende, groote vreugde.. Haar zou een kind worden geboren, een klein, klein schepseltje naar haar beeld. De Algoede zegende haar in haar verdriet. Ën den middag van dien dag, dat zij voor het eerst dat kleine, ongeboren wezentje had voelen leven in haar barenschoot, zonk zij in eer* bied op de knieën en dankte zij in innige, bewoor* dingen voor dit teeken van genade.
Toen het uur naderde van Samuel’s thuiskomst, kon zy niet lang meer voor zich alleen houden, dit heerlijk
23