Ze vreesde dat hij iets van plan was, misschien er wel aan dacht de hand aan zichzelven te slaan. Hij, vurig tot ontembaar toe, was er op den duur de man niet naar, zich door het lot te laten beuken tot willoosheid, zonder in opstand te komen.
Maar, als hij zoo iets van plan was, dan moest zij trachten hem daarin tegen te gaan.
Maar hoe? Hem het te vragen en dan te verbieden leek haar groote dwaasheid toe na hun geringe vertrouw welijkheid gedurende den laatsten tijd.
Ze dacht er over, een ander tot hem te zenden, doch wist niet wien.
Jehu ? Hoe zou ze hem daarover durven spreken. Hoe zou ze hem durven bekennen wat er gesproken en voorgevallen was, op den dag vóór den nachtel ijken tocht tegen Archibaldus. Hoe zou ze hem durven bc= kennen dat ze Samuel liefhad, met heel haar hart en ziel en dat ze hem, Jehu, slechts beschouwde en achtte als een goeden, ouden vriend. Neen — nooit zou ze durven gaan tot Jehu en hem dit alles bekennen.
Zoo ging de tijd voorbij in twijfel en steeds sterker voelde zij angst voor Izak’s leven.
Zou ze tot Samuel gaan en hém naar Izak zenden? Maar neen — neen. Dan zou ze weer hun gesprek van dien ochtend moeten aanhalen en — Samuel zou denken .... En bovendien, zou haar zelfbeheersching haar wel bij blijven als ze was in de tent van hem, dien ze boven alles liefhad? Neen, neen, Lea vreesde voor zichzelve. Ze zou zich niet kunnen beheerschen en hem wellicht smeeken, zich aan hem opdringen ...
En daar onwillekeurig haar schreden zich reeds naar Samuel’s tent wendden, keerde zij zich om. Toen bes sloot ze de duisternis af te wachten en dan met Absom te spreken. Zij hadden elkaar gekend sinds ze beiden kinderen waren en hij zou haar en haar angst begrijpen. Daarbij was hij Izak’s beste vriend.
Dus wachtte zij tot de schemering was gevallen en het
176