Ze bedacht hoe hartstochtelijk hij haar had willen nood* zaken de zijne te worden en hoe bitter hem haar spots tendc afwijzing moest hebben toegeklonken. Ja, zoo zij al bij machte was haar wanhopige liefde voor Samuel te verschuilen achter een opgeruimd gelaat, Izak kon dat niet. Hij leed, leed om haar.
»Doe mij geen onrecht aan, Izak,« zei ze zacht, »ik haat u niet, dat weet gc immers wcl.«
»Nee,« zei hij na een poos van zwijgen, »ge haat me niet; deedt ge het maar. Had ik u er slechts reden voor gegeven. Misschien zou ik me dan nu niet zoo ellens dig voelen.«
Ze liepen het kamp uit. Lca bleef even aarzelend staan en wierp een blik achter zich.
»Vrees niet, wees niet bang voor mij,« zei hij, »ik laat u dadelijk alleen. Wat ik u zeggen wil — wat ik u zegs gen moet Lca — ik hou van u, ik hou véél van u. Ge hadt nooit dien ouden man moeten trouwen. Oud en jong behooren niet bij elkaar. Want hij kan u niet geven, wat gij behoeft en gij hem dat niet, waarnaar hij verlangt.
Maar ik zal u nooit weer hinderen. Wellicht zal ik u nooit weer zien. Maar. als gc aan mij denkt als ge eens....
als ik lang reeds dood mocht zijn____bedenk dan alleen
dat ik veel van u gehouden heb .... en vergeet dan.... dat ik u gekrenkt heb. Méér wou ik u niet zeggen.«
Lea kreeg tranen in de oogen, nu die krachtige, jonge man gebogen onder zijn verdriet, worstelde biet zijn gedachten, om ze in woorden te uiten. Ze wendde het hoofd af en stak hem haar hand toe.
»Maar ge gaat nog niet dood, Izak — ge zijt nog zoo jong.«
»In den krijg sterven de jongeren het eerst; wie weet hoe spoedig het mijn beurt zal zijn. Vaarwel Lea!«
Hij ging met snelle passen terug en naar zijn tent. Lca bleef hem bewogen nazien en vervolgde dan haar wans deling, peinzend over de vreemde woorden welke Izak haar had toegevoegd.
175